Zakelijke gegevens
Auteur: Herman Brusselmans
Titel: De terugkeer van Bonanza
Eerste druk: 1995
Aantal pagina’s: 272 bladzijdes
Auteur
Brusselmans was eind jaren zeventig een vrij succesvolle
voetballer. Hij speelde linksbuiten bij Vigor Hamme en Sporting Lokeren, en
momenteel heeft hij een eigen minivoetbalclub: De Woody’s, naar zijn overleden
hond Woody. In 1981 trouwde hij en vestigde hij zich in Iddergem, in 1986
verhuisde hij naar Gent. In 2005 trouwde hij voor de tweede keer.
Brusselmans studeerde Germaanse filologie te Gent, waarna hij in een
bibliotheek van een ministerie in Brussel ging werken. Over deze tijd in zijn
leven gaat zijn doorbraakroman De man die werk vond uit 1985. De hoofdpersoon,
de zonderlinge bibliothecaris Louis Tinner, slijt zijn werkdagen met drinken en
fantaseren over het koffiemeisje. Het boek schetst met zijn neerslachtige
ondertoon een goed beeld van de jaren tachtig. Het wordt door velen beschouwd
als zijn beste werk en kreeg in 1998 een vervolg: Nog drie keer slapen en ik
word wakker. Een derde boek in deze reeks staat in de planning voor 2010.Brusselmans vormde samen met Tom Lanoye en Kristien Hemmerechts een nieuwe lichting in de Vlaamse literatuur die begin jaren tachtig opkwam. Zijn werk wordt gekenmerkt door een hoog autobiografisch gehalte en drank, seks en verveling zijn terugkerende thema’s. Ook wordt in zijn boeken vaak gerefereerd aan het leven op het Vlaamse platteland van de jaren zestig, de tijd en de omgeving waarin Brusselmans opgroeide. Een boek dat zich afspeelt in deze tijd is Het einde van mensen in 1967 (1999). Hierin weeft Brusselmans vier korte verhalen in elkaar.
Zijn bekendheid heeft Brusselmans, buiten zijn boeken, te danken aan zijn verschijning in de media. Zo had hij in 1991 een eigen rubriek in Het Huis Van Wantrouwen, waar hij bekend werd met de uitspraken ‘Doch dit alles terzijde’ en ‘Bedankt voor uw wáándacht!’ Hij is vaak te zien in talkshows en discussieprogramma’s, schreef voor het (ter ziele gegane) satirische blad De Zwijger, heeft al jaren een wekelijkse column in het weekblad HUMO (die hij midden jaren negentig ook voordroeg op de VPRO-radio onder de titel ‘Val dood’), en staat (net als in zijn boeken) vaak garant voor provocerende uitspraken. Een beledigende opmerking over modeontwerpster Ann Demeulemeester in zijn boek Uitgeverij Guggenheimer (1999) leverde hem een proces op. Het boek was enige tijd niet verkrijgbaar.
Brusselmans is een van de meest verguisde Vlaamse schrijvers. Men heeft vooral kritiek op de eentonigheid van zijn oeuvre, de schuttingtaal en de platte seksueel getinte uitspraken. Veel boeken gaan over zijn leven als beroemd schrijver en bevatten gescheld op zijn omgeving en collega-schrijvers. Door critici wordt hij hierom en om zijn vele optredens in de media vaak niet serieus genomen. Ondanks de kritiek is zijn werk populair, vooral bij een jong publiek, en hij groeide uit tot een van de best verkopende schrijvers van Vlaanderen.
Als veelschrijver brengt Brusselmans soms wel twee boeken per jaar uit en zijn oeuvre omvat inmiddels al bijna vijftig boeken. In 2007/2008 schreef hij een trilogie over de bizarre schrijver Danny Muggepuut, befaamd worsteter (liefst staand), bierdrinker en nonsenskletser over de Tweede Wereldoorlog, bizarre seks, homo’s, negers en andere minderheidsgroepen. De drie delen, Muggepuut, De perfecte koppijn en Toos, zijn ook goed los van elkaar te lezen.
Bij alleen boeken blijft het niet. In 2007 is zijn roman Ex-drummer verfilmd als Ex Drummer door de Vlaamse regisseur Koen Mortier. De film werd door de meeste critici neergesabeld en verdeelde de kijkers in liefhebbers en haters.
Twee recensies van gerenommeerde bronnen
De Trouw
Op
toppen van smakeloosheid
− 31/03/95, 00:00
recensie Herman Brusselmans: De
terugkeer van Bonanza. Prometheus, Amsterdam; 272 blz. - ¿ 34,90
Het sleutelwoord is 'camp', een begrip dat Susan Sontag in de jaren zestig
muntte voor doelbewuste smakeloosheid en dat niet alleen iets in kaart bracht
dat allang in kringen van dandies gangbaar was, maar dat vooral ook een
stimulerende invloed op het verloop van de verdere kunst zelf zou hebben.Hoeveel camp-kunstenaars telt onze epoche niet wier werk je alleen met gevoel voor dubbele en driedubbele bodems kunt appreciëren. Wim T. Schippers, Jeff Coons, Rob Scholten, Willem Breuker; als je er, zoals veel kunstliefhebbers van vorige generaties geen feeling voor hebt kun je hun toespelingen op smakeloosheid maar beter ongezien laten.
Ook in de literatuur raakt het verschijnsel steeds meer 'in'; de opmars van de triviale massacultuur vraagt onmiskenbaar om een verwerking en het voornaamste wapen dat de kunstliefhebber ertegen heeft is acceptatie en toepassing met een knipoog. Maar met de introductie van 'camp' is het ook moeilijker geworden om te weten of iets nu serieus of doelbewust kitsch is. Voor veel van het postmodernistische cultuurgoed geldt dat je als het ware maar een keuze moet maken uit de mogelijke bedoelingen van de kunstenaar; daagt hij bestaande praktijken uit of is zijn werk een ernstige poging de eigen wereld in kaart te brengen?
Een van de opvallendste camp-schrijvers in de Nederlandstalige literatuur is de Vlaming Herman Brusselmans. Geheel overeenkomstig de wetten van massacultuur scheidt hij het ene na het andere produkt af. Zijn laatste boek is nog niet van de schappen verdwenen of het nieuwe 'De terugkeer van Bonanza', ligt er al. En daarvoor verschenen in duizelingwekkend tempo een drieluik 'Ex'-boeken: 'Ex-schrijver', 'Ex-minnaar', 'Ex-drummer'.
In het werk van Brusselmans heerst optimale smakeloosheid, hij vertelt geen verhaal, zijn hoofdpersonen zwetsen maar wat raak, geven geen enkel blijk van hoger geestesleven, ze schelden en vloeken bij alles wat ze niet aanstaat. Psychologie en plots zijn uit den boze, men moet als het ware helemaal niets meer van literatuur, en niet eens humor, verwachten om er aan te willen beginnen.
Door hun volstrekt anti-literaire karakter onderscheiden ze zich wel van hun omgeving. Ze zijn volstrekt onverwisselbaar. Het merkwaardige is tegelijkertijd dat ze alleen maar bestaan bij de gratie van andere, betere en pretentieuzere boeken. Om de bedoeling van het illusieloze, vlakke gezwatel van Brusselmans te vatten en de werking te ondergaan moet je als het ware eerst weglopen met A. F. Th. van der Heijden en Harry Mulisch. Hier is kortom een derivatenschrijver aan het woord, die leeft en gedijt op de vuilnisbelt náást de literatuur.
Er is maar één fenomeen waaraan Brusselmans' boeken mij direct doen denken, de vroegere tv-serie 'The Young Ones', nog wel uitgezonden door de Vpro, een volstrekt chaotische camp-serie over de wereld van illusieloze pubers met rotmuziek, smakeloze seksverhalen, puisten uitdrukken en sociale haatdragendheid. Vooral de genoemde 'Ex'-trilogie van Brusselmans is als absoluut dieptepunt van verhaalkunst tegelijkertijd een hoogtepunt van anti-literatuur. In een even onvoorspelbare als ongeordende afwisseling komen liederlijke en illusieloze scenes uit de wereld van seks en popmuziek aan de orde. Iedereen neukt, braakt en 'grapt' er naar hartelust op los. Dit is niet eens meer de onderkant van de maatschappij, maar de volstrekte antipode ervan.
In vergelijking daarmee is 'De terugkeer van Bonanza' een wonder van literatuur. Het verhaal loopt min of meer, het milieu staat vast, de hoofdpersonen vertonen een zekere consequentie. Je zou haast gaan denken dat Brusselmans een gooi naar letterkunde deed, maar niets is minder waar, hij wil dunkt me gewoon een nieuw terrein op de immense vlakte der smakeloosheid betreden, dat van de halfgeslaagde poging. En het lukt hem opnieuw; met al zijn quasi-poging tot een geordend verhaal is 'De terugkeer van Bonanza' volstrekt mislukt, er zit geen goede grap in, het min of meer consequente verhaal sleept zich naar het einde en als je het uit hebt vraag je je af waarom je het allemaal gelezen hebt.
Plaats van handeling is het televisiemilieu. Producent Guggenheimer wil, met een Vlaamse cast, de oude western-serie Bonanza opnieuw brengen. 't Is een verveelde yup, die aan het begin van ieder hoofdstuk z'n auto zo dicht mogelijk bij zijn werk parkeert en aan het eind van ieder hoofdstuk met een ander grietje in bed ligt. Een ongelooflijke nitwit, op zoek naar invulling van z'n waanidee. De humor strekt zich uit van opmerkingen aan z'n secretaresse als 'staat je poesje nat' tot de naam van een homoseksuele concurrent die 'De Kudt' heet en wiens met aids besmette bloed Guggenheimer zal gebruiken om de ex van zijn vrouw uit de weg te ruimen.
Ach, van veel dikker hout dan Brusselmans gebruikt kan men geen planken meer zagen! Toch moet ik toegeven dat, in een of andere meta-laag van mijn literair bewustzijn, ik wel moet grinniken om Brusselmans' schaamteloos gebrek aan niveau. Net zoals 'The Young Ones' of een film als het gelijkgestemde 'Il s'arrive près de chez vous' mij nog wel amuseerde. De immense en afstotende meligheid heeft bijna iets surrealistisch, alsof men een moderne variant van de Comte de Lautréamont zit te lezen.
Neem een krankzinnige dialoog als deze:
“Welk boek ben je nu weer aan het lezen?” vroeg hij. “Nog steeds hetzelfde als gisteren”, zei ze, “Ulysses van James Joyce.” “Is het wat? Zit er een tv-serie in? Bel anders die Joyce maar 'ns op.”
“James Joyce is dood, meneer Guggenheimer.”
“De klootzak.” Debbie gaf hem z'n vodka en ging weer achter haar bureau zitten. “Ik heb godverdomme een nagel gebroken tijdens het lezen”, zei ze.
“Je eigen schuld”, zei Guggenheimer,” lees wat minder . . Dat zeg ik je al jaren.
Het is zaak tegen dit soort gewauwel bestand te zijn, zo niet dan dient Brusselmans snel terzijde gelegd te worden.
De Volkskrant
Doodmoe
van eigen genialiteit
H ET SCHIET lekker op met het oeuvre van Herman Brusselmans. Een stuk of
dertig boeken in zestien jaar. Schrijven is nooit schrappen voor deze Gentse
romancier, treurwilg en komiek, maar in noodtempo doortikken, opdat er geen
adempauze valt waarin de noodzaak van die lawine schrijfsels wordt
overwogen....
22 oktober
1999, 00:00
De afgelopen twee jaar waren het er minstens
vijf: een autobiografische roman (aangekondigd als 'de laatste'), een
'autobiografie van iemand anders', een bundel varia en gedichten en, ineens,
een bundel mooie, klassiek-Vlaamse verhalen over broeierig plattelandsleven,
Het einde van de mensen in 1967. En nu dan Uitgeverij Guggenheimer, het derde
deel van een trilogie over de schurkachtige joodse magnaat Guggenheimer.De
eerste twee delen, De terugkeer van Bonanza en Guggenheimer wast witter, waarin
de alcoholische miljardair optreedt als mediatycoon en reclamekoning,
verrasten. Vele inmiddels afgehaakte Brusselmans-lezers, moe van de geposeerde
Weltschmerz van de immer suïcidale, naar meisjestroost hakende Reve-kloon,
moesten toegeven: die man kan ongelooflijk grappig zijn. De ene na de andere
criticus bekende onbedaarlijk te hebben gelachen bij zoveel komisch geschut en
verbale vindingrijkheid. De in eigen regio wereldberoemde cultuurhelden werden
droogjes neergemaaid door de grofgebekte patjepeeër Guggenheimer, een zo
karikaturaal personages dat Brusselmans humor goedmoedig leek, nooit echt
vilein.In deel drie is de literatuur aan de beurt. Guggenheimer verveelt zich.
Hij heeft gehoord dat literatuur het helemaal wordt in het komende millennium.
Hij schenkt zich een 'miljaardedzju' in - een glas wodka waarin twee minuten
een theezakje heeft getrokken -, eet een 'geglazuurde puppy met schelperwten',
laat zijn machtig deel nog maar eens door zijn secretaresse bewerken, steekt
een sigaar op en noemt zich voor de verandering uitgever. Niet dat hij zich
ooit inlaat met literair geleuter. Pas 'als de hel een nieuwe bestemming krijgt
als ijssalon gaat deze Guggenheimer een boek lezen', maar 'je hoeft geen
pianobouwer te zijn om quatre-mains te componeren'. Drie bestsellers bovenaan
de toptien, een uit het leven gegrepen roman, een bloedstollend non-fictieboek
en een bundel geschifte poëzie, goed voor een half miljoen exemplaren elk, dat
zijn 'kruiwagens poen naar de kluis'.De bloedmooie romanschrijfster, de
cultfiguur voor de levensechte reportage en de halfgare dichter zijn snel
gevonden. Ook de verhaalstof levert de uitgever zelf: hij laat zijn chauffeur,
goeiige speknek Jules, een paar jonge meisjes wurgen. Zijn eigen tv-station
B.O.N.A.N.Z.A. doet de verslaggeving van de moorden en de literaire
publiciteit, zijn ex-vrouw Ellen, een met lappen omhangen 'trol' met New
Age-neigingen, leidt de praatgroep voor de ouders van de vermoorde meisjes,
zodat de firma onverdacht blijft.Kortom, het is allemaal heel leuk bedoeld.
Maar wat een vlijmscherpe, hilarische parodie op het literaire bedrijf had
kunnen zijn, werd op zijn hoogst een leutige schelmenroman. Brusselmans is dit
keer geestig op de automatische piloot. Er is een Hutu-dienstmeisje dat voor
het gemak Tutsi heet, een 'Klein-Joegoslavisch' onderdeurtje heet daarom
Kosova. Iedere acceptabele vrouw die Guggenheimers pad kruist, wordt door hem
in het toilet geduwd en ter keuring 'geneusd dat het klettert', zijn favoriete
seksuele handeling, zodat hij tien keer per dag zijn neus moet
wassen.Tussendoor krijgen Hugo Claus en zijn vrouw Veerle een bezoekje, ze
worden vakkundig in elkaar getremd opdat de grootste literaire concurrent even
zwijgt. 'Barones Van Paemel', die de mannen reeds lang geleden heeft
afgezworen, wordt verkracht door een hongerige Jules, en ligt kort daarna gelukzalig
glimlachend in het ziekenhuis. Ook Jef Geeraerts' vrouw wordt te grazen genomen
in hun 'neokoloniale stulp', waarna de echtgenoot aan 'een hartverlamming of
iets in die sector' bezwijkt. Kort daarna worden Claus en Van Paemel ten grave
gedragen - als dat niet leuk is.Brusselmans trekt ijverig alles uit de kast.
Maar omdat de flauwe, van meet af aan voorspelbare plot van de roman - de
publiciteit opwekkende moorden en de lancering van de topauteurs - tot in de
puntjes wordt uitgemolken, vervelen het komische repeteerkanon en de
dwangmatige vuilbekkerij al na vijftig pagina's. Even hoop je dat Guggenheimers
plan mislukt, dat de gedoodverfde moordenaar - de met pillen nog krankzinniger
gevoerde dichter - zijn uitgever overhoop schiet bijvoorbeeld. Maar nee, dit
gedurfde kinderboek loopt nergens uit de pas.Soms verschijnt Guggenheimer nog
even in zijn oude, hanige glorie. Leuk zijn alle mislukte pogingen tot dialoog.
Niemand kan in dit boek zijn mond opendoen of de baas kapt hem hardhandig af. '
'Zeg zeikerd', zegt hij tegen zijn chauffeur, 'ik dacht dat we geen enkele brug
gingen passeren?' 'De Sint-Michielsbrug noem ik geen brug, meneer
Guggenheimer.' 'Nee? Hoe noem je haar dan? Een rivier? Een vallei? De
Brennerpas? Een etentje bij kaarslicht? De spleet van Daisy Van Cauwenbergh?' '
Ook de ontsporende monologen zijn soms leuk, cirkelredeningen die er altijd op
neerkomen dat Guggenheimer de enige glorieuze niet-loser in het gedoemde
loser-land Vlaanderen is. Iemand die zich nooit zal vertonen in zeer on-joodse,
loser-achtige kledingstukken als 'jeansbroek, basketbalsloefen en een
poellemuts'. Waarna poellemuts en sloefen in verschillende bizarre scènes
ongepast opduiken.Iets van het mededogen met simpele boerenbonken uit Het einde
van de mensen in 1967, iets van het grimmige, puberale verdriet uit zijn
autobiografische werk, gevoegd bij de meesterlijke momenten uit zijn
schelmenromans - dat zou alles bij elkaar toch eens één goede Brusselmans
moeten opleveren. Moe is Guggenheimer, zegt hij op bijna iedere pagina, doodmoe
van zijn eigen genialiteit. Zijn bedenker lijkt al even dodelijk vermoeid.
Driehonderd pagina's ongeïnspireerde leukigheid, zoveel verspilling van talent,
daarvan word je behoorlijk treurig.
Zelf toegevoegde samenvatting
Meneer Guggenheimer, een onafhankelijk
televisieproducent, wil programma's produceren voor een nieuw commercieel
tv-station dat over een paar maanden op de Vlaamse kabel zal komen. Voor het
directeurschap zijn aan het begin drie kandidaten: Van Dam, De Kudt en Bauwens.
Als Guggenheimer Ivo de Vos ontmoet, een tekstschrijver, zegt hij Ivo dat hij
een aantal afleveringen voor hem moet schrijven over een tv-spelletje dat 'De
derde hond in het kegelspel' moet gaan heten. Guggenheimer bezoekt Van Dam, De
Kudt en Bauwens geregeld om hen over te halen hem als producent te kiezen
mochten ze directeur worden. Op een dag gaat Guggenheimer naar zijn
dementerende stiefvader. Als deze over Bonanza begint, krijgt Guggenheimer het
idee om een nieuwe, Vlaamse versie van Bonanza, een Western-serie uit de jaren
'60, voor het nieuwe tv-station te produceren. Guggenheimer vraagt aan Nico de
Vos of hij ook een aantal afleveringen voor Bonanza wil maken, maar als hij ze
af heeft worden ze samen met de afleveringen van 'De derde hond in het
kegelspel' afgewezen. Als nieuwe tekstschrijver vindt Guggenheimer Versluis. Al
zoekende vindt hij voor de acteurs in Bonanza De Greve voor Pa Cartwright,
Godifroid voor dikke Hoss, Gugg voor Adam en Van der Hoeven voor Little Joe. De
nieuwe directeur van het tv-station wordt De Donder, omdat De Kudt sterft aan
AIDS en Bauwens en Van Dam een auto-ongeluk krijgen. Uiteindelijk komt het
nieuwe tv-station er, genaamd B.O.N.A.N.Z.A. met als hoofdattractie de nieuwe
Vlaamse versie van Bonanza met Guggenheimer als producent
Mijn mening over het werk
Het verhaal is niet zo langdradig geschreven, namelijk
wordt er niet zoveel super gedetailleerd beschreven. Maar het begin is wel
super langdradig met nutteloze gesprekken die nergens naar toe leiden. Ondanks
dat, vond ik het boek wel lekker doorlezen. Het had onder andere veel humor en
spot wat ik ook wel weer leuk vond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten