zaterdag 12 maart 2016

Een eerlijk zeemansgraf - J.J Slauerhoff



Zakelijke gegevens


Dichter: J. Slauerhoff
Titel: Een eerlijk zeemansgraf
Uitgeverij: Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam
Jaar van verschijning: Omvang: 58 p.
Bijzonderheden: 2de druk 1937, 58p. (Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam )
3de druk 1941, 55p. (Stols, Rijswijk)
4de druk 1954, 57p. (Stols, 's-Gravenhage)
4de [=5de] druk 1985, 62p. (Nijgh & Van Ditmar, 's Gravenhage)

Auteur


Jan Jacob Slauerhoff (Leeuwarden, 15 september 1898 - Hilversum, 5 oktober 1936), auteursnaam J. Slauerhoff, was een van de belangrijkste Nederlandse dichters en romanschrijvers van het interbellum.

Tweemaal gebruikte hij het pseudoniem "John Ravenswood", namelijk bij zijn bundels Oost-Azië (1928) en Mo yang ke (1930). Na zijn dood verschenen enkele werken onder andere naamsvarianten, zoals "J.J. Slauerhoff".


Een recensie van gerenommeerde bron


De trouw:

Door onweerstaanbre drift gesleept naar zeeën leeg
ONNO BLOM − 02/06/95, 00:00
recensie Wim Hazeu: Slauerhoff - Een biografie. De Arbeiderspers, Amsterdam; 865 blz. - ¿ 99.
Voor een biograaf is Slauerhoffs korte tragische leven bijna té mooi materiaal. Het is eigenlijk al een roman. Dat lijkt me de reden dat Wim Hazeu grote voorzichtigheid heeft betracht bij het interpreteren van de factoren die Slauerhoffs leven bepaalden. Hazeu houdt niet van de wetenschappelijke discussie over de biogfrafie en heeft terecht een hekel aan zweverigheid, ongegronde suggestie en mythevorming.
Toch heeft Hazeu's onwil tot interpreteren ook een groot nadeel. Je komt door het ontbreken van een heldere persoonlijke visie op persoon en werk nauwelijks dichter op de huid van Slauerhoff of achter wat Jan Fontijn, biograaf van Van Eeden, de 'verborgen persoonlijkheid' noemt. Hazeu heeft eenvoudigweg Slauerhoffs scheepskist vol persoonlijke documenten van allerlei aard keurig chronologisch geordend, citaten geselecteerd en volgens een vast patroon de duizenden opgespoorde feiten en feitjes in 865 pagina's aan elkaar geschreven.
Binnen dit ambachtelijke, vuistdikke boek fonkelen de verzen van 'Slau' zelf - die het nu juist van chaos en niet van orde moest hebben - je dan ook tegemoet. Zo illustreren de volgende regels de jeugd en het sceptische van de jonge Jan beter dan pagina's vol tekst:
't Ouderlijk huis was soms zoo duf en stug 'k Wist niet dat ik heusch wel in de Oost zou komen En even hard mijn lot er zou vervloeken.
Het middenstandsmilieu in Leeuwarden waarin Slauerhoff opgroeide, zijn vader had een behangers- en stoffeerderszaak, vond hij benauwend. Toch was niet zozeer zijn directe omgeving als wel zijn eigen wispelturige karakter de werkelijke reden voor zijn onrust. De even beroemde als prachtige regels uit het gedicht 'Woninglooze' zijn daarvan het beste bewijs:
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, Nooit vond ik ergens anders onderdak.
Als student cultiveerde Slauerhoff zijn ontheemde, gekwelde gevoelens. In navolging van Poe, Verlaine en Rimbaud, de schrijvers die hij bewonderde, ontwikkelde Slauerhoff zich tot het traditionele type van een romantisch dichter, 'afkerig van de burgerlijke bescherming, zwervend, onzeker over elke dag, over elke ontmoeting, verlangend naar het onvervulbare, en daarmee het echec van het verlangen onderstrepend'.
Op college in Amsterdam liep Slauerhoff net als zijn literaire helden er slordig en onverzorgd bij, met zwarte rouwranden onder zijn vingers. Zijn kamer aan de Bloemgracht had hij ingericht als een kajuit, waarin een houten scheepsmodel onder glas stond en vliegende vissen, zwaarden en grillig gekleurde doeken en tapijten aan de muur hingen. In die kamer moet hij een aantal van zijn vroegste gedichten hebben geschreven. Een ervan, 'Het boegbeeld: de ziel', was een toekomstbeeld. Nog voordat Slauerhoff zijn eerste reis gemaakt had als scheepsarts - het beroep dat hij afgezien van een aantal 'pauzes' tot zijn dood zou blijven vervullen - schreef hij al:
Dit is mijn lot: gebeeldhouwd voor den boeg, Den scheepsromp achter mij moeten volgen; Mijn zegetocht over knielende golven Aan 't schip te moeten danken dat mij droeg.
De talloze schepen waarop Slauerhoff aanmonsterde brachten hem over de hele wereld. Van 1923 tot 1927 voer hij op de Java-China-Japanlijn. China sprak van de Aziatische landen het meest tot zijn verbeelding. In de roman 'Het verboden rijk' gaf Slauerhoff zijn verlangen naar de Chinese cultuur vorm. Het is een tamelijk ingewikkeld, maar verrassend boek, waarin Slauerhoffs pessimistische stem klinkt in de opmerkingen van de personages, de dichter Camoës en een marconist: “Neen, verdoemd zijn betekent zich overal vervelen, behalve op de meest ellendige plaatsen. Vandaar het verterend verlangen naar poolstreken, woestijnen en eindeloze zeeën”.
De rauwe, melancholieke toon in het werk van Slauerhoff was voor een aantal van de belangrijkste contemporaine Nederlandse schrijvers een openbaring. Voor Vestdijk bijvoorbeeld, maar vooral ook voor E. du Perron, die een Slauerhoff een voorbeeldig schrijver en een geestverwant herkende. Slau was net als hij wars van de Hollandse gezapigheid, getuige dichtregels als “In Nederland wil ik niet blijven / Ik zou dichtgroeien en verstijven”. Bovenal was Slauerhoff voor Du Perron het voorbeeld van de 'vent' in de literatuur, die zich nauwelijks druk maakte om de klassieke dichtvormen - Slauerhoff was zelfs onmogelijk slordig -, maar zich krachtig en persoonlijk toonde in zijn verzen.
Slauerhoff kreeg in 1935 (ook) met Du Perron ruzie. De dichter was een zeer weerbarstige figuur, die zowel charmant als chagerijnig en onverdraagzaam kon zijn. Een jaar voor zijn dood raakte hij verbitterd over zijn armzalig leven 'vol vijanden' en zonder vrouw. Zijn huwelijk met de extravagante danseres Darja Collin was eveneens op de klippen gelopen. Met haar raakte hij na een onafzienbare stoet van Nederlandse en buitenlandse vriendinnen (die hij weer afstootte als ze hem te nabij kwamen) ook zijn grote liefde kwijt.
“Eenzaam en mensenschuw / ga ik voortaan mijn weg”, verzuchtte hij, maar lang zou die weg niet meer zijn. Een combinatie van malaria en tbc, 'la maladie des poètes', kluisterde Slauerhoff na jaren van terugkerende ziekte opnieuw aan het bed. Hij maakte het verschijnen van zijn laatste bundel, 'Een eerlijk zeemansgraf', nog net mee voordat hij op 5 oktober 1936 overleed in een kliniek in Hilversum.
Als arts moet Slauerhoff hebben geweten dat hij niet lang meer te leven had; als dichter leverde hij het bewijs in zijn laatste bijdrage aan het tijdschrift 'Forum'. Daarin legde hij de treurige moraal van zijn intrigerende, zwervende leven: “Beter is het geleefd te hebben, al is het in rampen, dan steeds over het leven heen te gaan, zoekend naar iets wat er niet is en niets achterlatend. Ook de waan dat er op aarde een land is waar men zich warmen kan aan haar uitstraling, na lange tochten in het door mensen bevolkte eindelijk het onbewoonde te bereiken, ook die waan moest worden verstoord . . .”.


Zelf toegevoegde samenvatting


De dichtbundel bestaat uit twee delen: in het eerste deel zijn reizen en ontdekkingen het thema; terwijl in het tweede deel de aandacht vooral uitgaat naar vrouwen en schepen. Het onvermogen van mensen om gelukkig te zijn met hun bestaan en elkaar te bereiken staan steeds centraal.

               

Mijn mening over het werk


Ik heb zelf de uitgave gelezen van het bundel dat mijn oma vroeger voor las aan mijn vader, dit is de derde druk. Het is een mooi authentiek boekje maar ziet er nog steeds niet versleten uit, het is dus een heel sterk boekje, net als de inhoud. Nadat ik nog wat heb opgezocht over de achterliggende, niet gelijk begrijpende gedachtes vind ik het allemaal een beetje treurige maar sterke gedichten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten