zaterdag 12 maart 2016

Max Havelaar -Multatuli



Zakelijke gegevens


Auteur Eduard Douwes Dekker (pseudoniem Multatuli)
Titel Max Havelaar
Uitgeverij Veen, Uitgevers
Oorspr. Uitgave De Ruyter, Amsterdam
Eerste druk 1860
Gelezen druk 9e druk, 1985
Aantal bladzijden 288

Auteur


Eduard Douwes Dekker (Amsterdam, 2 maart 1820 – Ingelheim am Rhein, 19 februari 1887) was een Nederlandse schrijver die bekend is geworden onder het pseudoniem Multatuli.
Hij kreeg in 1838 een baan als ambtenaar in Nederlands-Indië (het tegenwoordige Indonesië), waar hij de vele wantoestanden zag onder verantwoordelijkheid van het Nederlandse koloniale bewind. Zijn bekendste werk is de kaderroman Max Havelaar, waarin hij - op basis van zijn eigen ervaringen - de behandeling van de plaatselijke bevolking door Nederlandse en Nederlands-Indische bestuurders aan de kaak stelde. In dit boek koos Dekker het pseudoniem Multatuli, Latijn voor 'ik heb veel (leed) gedragen' (=multa tuli).
In juni 2002 werd Max Havelaar door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde uitgeroepen tot het belangrijkste Nederlandstalig letterkundige werk aller tijden. In 2004 eindigde Multatuli op de 34e plaats in de verkiezing van De grootste Nederlander.


Twee Recensies van gerenommeerde bronnen


De Trouw:
Max Havelaar revisited
Rob Schouten − 12/12/09, 00:00
recensie Honderdvijftig jaar geleden verscheen Multatuli’s ’Max Havelaar’, vaak beschouwd als de beste roman die ooit in Nederland verscheen. Rob Schouten las het boek dit jubileumjaar voor het eerst van kaft tot kaft. Verwarrend, zelfs verbijsterend is het nog altijd, maar dan vooral om zijn revolutionaire vorm, als vernieuwend kunstwerk.
Op 13 oktober 1859 schreef Multatuli aan zijn vrouw ‘Lieve hart mijn boek is af, mijn boek is af!’ Honderdvijftig jaar later liet de Nederlandse Google-site ter ere van deze gebeurtenis een speciaal logo met hutjes en koffiebonen zien, maar heel veel stof deed het Havelaarjaar verder niet opwaaien. En dat terwijl we toch het jubileum van het belangrijkste boek uit de Nederlandse literatuur vieren, van een schrijver over wie in de jongste literatuurgeschiedenis van de negentiende eeuw (’Alles is taal geworden’ van Willem van den Berg en Piet Couttenier) staat: „Buitenissig, uitzonderlijk talent laat zich nu eenmaal niet plooien op het ongemakkelijke procrustesbed van de literatuurhistorie.” En hier, het gezaghebbende buitenland bij monde van de Encyclopaedia Brittanica: „De conversatiestijl en het soort humor waren Multatuli’s tijd ver vooruit, en het boek bleef lang een uniek fenomeen.”
De Max Havelaar herlezen is als een reis maken door een land waar je in je jongelingsjaren al eens eerder bent geweest en waarvan de hoogtepunten in je geheugen gegrift staan maar de details allicht vervlogen zijn. Alhoewel, ik moet tot mijn schande bekennen dat ik de Max Havelaar nooit eerder in een rechte lijn, van begin naar einde, las. Wat niet betekent dat ik het niet helemaal tot me genomen heb, want het is een boek dat je ook kriskras kunt lezen, het is immers juist niet rechttoe rechtaan geschreven maar wemelt van de perspectiefwisselingen, verhalen in verhalen, plotselinge overgangen en ander literair trapezewerk dat z’n weerga nauwelijks kent.
En verder is het zo’n onontkoombaar cultuurgoed geworden dat je het zelfs zonder het gelezen te hebben wel min of meer kent. Een roman vol klassieke passages die zich vaak losgezongen hebben van hun context. Van de wonderlijke opening met het toneelstukje waarin Barbertje moet hangen tot het indrukwekkende einde, waarin de schrijver zich rechtstreeks tot de koning en het Nederlandse volk richt met zijn grieven. En daartussendoor de indrukwekkende toespraak tot de Hoofden van Lebak, het sprookje van de Japanse steenhouwer, de tranentrekkende geschiedenis van Saïdjah en Adinda.
Vreemd genoeg bleek ik er slechts een stokoud exemplaar van te bezitten, uit 1922, waarin de hoofdpersoon nog ‘adsistent-resident’ genoemd wordt en persoonlijk voornaamwoorden als ‘hy’ en ‘zy’ worden gespeld. Maar ook wie de jongste drukken leest krijgt nog het negentiende-eeuwse taalgebruik, anders dan in het buitenland waar nieuwe vertalingen het boek hebben ‘opgefrist’. De Zweden bijvoorbeeld kennen een veel modernere versie van de Max Havelaar dan wijzelf, zoals wij op onze beurt ook een modernere Strindberg lezen dan de Zweden.
Het vooruitstrevende van de Max Havelaar zit ‘m trouwens niet in het taalgebruik en zeker niet in de gedichten die Multatuli her en der invoegde en die we gerust tot de beruchte draken mogen rekenen. Het is de structuur van de roman, of misschien wel het ontbreken ervan die je als hedendaagse lezer nog steeds verbijstert. De geschiedenis van Havelaar, verteld door de Duitse klerk Stern, die zijn verhaal weer optekent uit de literaire exercities van Sjaalman, wiens ‘pak’ aantekeningen in handen van de benepen kleinburger Batavus Droogstoppel is geraakt. Eigenlijk word je steeds op het verkeerde been gezet, want wie bepaalt nu het perspectief in dit boek? De zogenaamde chroniqueur van Havelaars wederwaardigheden bijvoorbeeld, Stern, groeit allengs uit tot een alwetende verteller, en die krijgt op het eind weer z’n congé door de schrijver Multatuli zelf.
Ik snap eigenlijk wel dat het boek zijn doel, het opschudden van de publieke opinie, indertijd voorbijschoot, omdat de auteur een soort ideale lezer verwachtte die alle valkuilen, ironie, spel met fictie en feiten wist te reduceren tot de kernboodschap. Zelfs nu nog weet een door modernisme en postmodernisme gepokt en gemazeld lezer niet meteen wát van alles te denken.
Neem het verhaal van Saïdjah en Adinda, over de gestolen buffels en het treurig noodlot van hun bezitters, door Multatuli zelf als een verdichtsel gepresenteerd: „Daarom heb ik, in plaats van dorre namen van personen en plaatsen, met de dagtekening er bij, in plaats van een afschrift der lijst van diefstallen en afpersingen, die voor me ligt getracht een schets te geven van wat er kán omgaan in de harten van arme lieden die men berooft van wat dienen moet tot onderhoud van hun leven.” Ik zou niet graag de kost geven aan lezers die, in de geest van Batavus Droogstoppel, eerder overtuigd waren door zo’n lijst dan door een romantisch-larmoyante vertelling in een toch al zo grillig gecomponeerde roman. Op mij kwam het, bij herlezing, tenminste als een retorische truc over. Een dominee die een gelijkenis vertelt. Mooi gedaan, maar na afloop ga je gerust naar huis.
Het verbaast me dan ook niet dat Paul van ’t Veer, in zijn biografie ’Het leven van Multatuli’, de mens Douwes Dekker in zijn strijd tegen de misstanden en gezagdragers overtuigender vond dan zijn literaire alter ego Max Havelaar. Havelaar heeft iets van een halfgod en heiland, terwijl Dekker in werkelijkheid heel wat onbeheerster en minder doortastend te werk ging.
Ach, het is bekend, de Max Havelaar, bedoeld als agitprop voor een betere wereld, werd hoge literatuur, niks meer. En dat is ook de reden dat we er tegenwoordig nog van kunnen genieten. De mooiste regel vond ik deze over de resident Slijmering, in werkelijkheid Brest van Kempen, die de verdenking wekt ’dat zijn vrij grote neus zich op dat gelaat verveelde, omdat er zo weinig op voorviel’. Een prachtobservatie, maar de gemoederen schud je er niet mee op.

Recensieweb:

Een subliem protest

door Maarten Rommens, 9 maart 2007

    ‘[…] aan U draag ik mijn boek op, Willem den Derden, Koning, Groothertog, Prins… meer dan Prins, Groothertog en Koning… Keizer van ’t prachtige rijk van Insulinde dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd…Aan U durf ik het vertrouwen te vragen of ’t uw keizerlijke wil is: Dat Havelaar wordt bespat met den modder van Slijmerigen en Droogstoppels? En dat daarginds Uw meer dan dertig miljoen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in Uwen naam?’

Max Havelaar, of de Koffieveilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij is een subliem protest tegen de wanstanden in de Oost. Niet alleen door de politieke boodschap, maar ook door de vermenging van genres en de opbouw in raamvertellingen, door de stijl waarin Multatuli zijn karakteristieke personages neerzet, maar bovenal doordat deze roman meer dan 150 jaar na de eerste publicatie nog steeds betekenis genereert. Lees het verhaal met in het achterhoofd de hedendaagse stand van zaken in menig niet-Westers land. De Max Havelaar heeft niet aan zeggingskracht ingeboet.

De roman is ontstaan uit de grief van Eduard Douwes Dekker. De ‘zaak-Lebak’, waarin plaatselijke overheden misbruik maakten van hun macht ten koste van de bevolking en het negeren door de hogere overheden van Dekkers klokkeluiderschap – hij was toen assistent-resident –, was de directe aanleiding. Dekker leed zeer onder zijn falen te verdedigen en nam ontslag. Vandaar de naam Multatuli: hij die veel gedragen heeft. Met Max Havelaar leverde hij een meesterlijk staaltje ‘writing back to the empire’. In eerste instantie om gerehabiliteerd te worden, maar met de woorden ‘ik wil gelezen worden’ laat hij duidelijk zijn literaire ambities doorschemeren.

De tegenpolen Droogstoppel – ‘ik ben makelaar in koffie, en woon op Lauriergracht no. 37’ – en Max Havelaar, assistent-resident in Lebak, staan centraal in het verhaal. Droogstoppel is een echte businessman, hij is succesvol en wordt gerespecteerd. Gedurende het boek maakt hij sluikreclame door zichzelf constant aan te spreken en de naam van zijn bedrijf te noemen. Hij heeft een hekel aan literatuur en kunst, is bovendien een streng opvoeder van zijn kinderen, en denkt, ten slotte, in stereotypen en clichés. Volgens Droogstoppel moeten de Nederlanders de inlanders wel overheersen.

    ‘Nederland [is] uitverkoren om van die rampzaligen te redden wat er te redden is! Daartoe heeft Hij in Zijn onnaspeurlijke Wijsheid aan een land, klein van omvang, maar groot en sterk door de kennisse Gods, macht gegeven over de bewoners dier gewesten, opdat zij door het heilig nooit volprezen Evangelium worden gered van de straffen der helle! De schepen van Nederland bevaren de grote wateren, en brengen beschaving, godsdienst, Christendom, aan den verdoolden Javaan! Neen, ons gelukkig Nederland begeert niet voor zich alleen de zaligheid: wij willen die ook mededelen aan de ongelukkige schepselen op verre stranden, die daar gebonden liggen in kluisters van ongeloof, bijgeloof en zedeloosheid!’

Op een lijst waar genoteerd staat aan welke punten voldaan moet worden om de verdoolde Javaan weer op het rechte pad te krijgen wijst hij de lezer expliciet op punt ‘5e) : Te gelasten dat de Javaan door arbeid tot God worde gebracht’. Op die manier wordt het goede met het aangename verenigd: de moralistische denkbeelden koppelt hij aan het maken van enorme winsten door Javaanse arbeidskrachten te exploiteren op koffieplantages, die zo ook nog tot God geroepen worden. Delicaat detail daarbij is de voornaam van Droogstoppel, Batavus; een verwijzing naar de hoofdstad van ‘de Oost’, Batavia.

Droogstoppel vertegenwoordigt het heersende denkbeeld in Nederland over Indiërs en Havelaar uit hier kritiek op. Waar Droogstoppel hen ziet als beesten die geciviliseerd en bekeerd moeten worden door middel van arbeid, ziet Havelaar hen als gelijkwaardige medemensen, toont hij respect voor hun culturele uitingen en gebruiken. In het notenapparaat, dat Dekker zelf toevoegde in de latere uitgaven van de Max Havelaar, doorbreekt hij het beeld dat Europeanen rond 1870 hebben van de inlanders. Het zijn geen wilde inboorlingen, maar net zo goed mensen, met enkel ander culturele waarden en normen. Dekker stelt dat ‘de Soedanees of Orang Goenoeng van den eigenlijk gezegden Javaan meer verschilt dan een Engelschman van een Hollander.’ Maar niet alleen in dit opzicht is Dekker vooruitstrevend voor zijn tijd. Hij vraagt voor meer tolerantie voor het verschil tussen culturen: ‘Opvatting van het begrip beschaving: De Europeaan vergist zich in de meening dat de hoogere beschaving waarop hy roemt, overal als ’n axioma wordt aangenomen. Ook hierin dat hy in alle opzichten beschaafder is.’ Deze denkbeelden die Dekker heeft worden in het verhaal vertegenwoordigd door Max Havelaar, die ook veel eerbied toont voor de Javanen: ‘zelfs de geringe Javaan is veel beleefder dan zijn Europese standgenoot’. In het boek worden literaire middelen gebruikte om een nieuwe visie op Javanen te implementeren bij de westerse lezer. Een lezer die er belang bij had om vast te houden aan het traditionele beeld van een inferieure primitieve oosterling die terecht door de Nederlanders werd bestuurd. Dekker maakte van werkelijkheid fictie om van deze fictie weer werkelijkheid te willen maken.

In de laatste fase van de Max Havelaar ontheft Multatuli Stern en Droogstoppel van hun functie als schrijvers en vertellers van zíjn verhaal en ontneemt hij hen letterlijk de pen. ‘Genoeg, mijn goede Stern! Ik, Multatuli, neem de pen op. Ge zijt niet geroepen Havelaars levensgeschiedenis te schrijven. Ik heb u in het leven geroepen…’ en wat later, als Droogstoppel nog iets wil zeggen, roept Multatuli ook hem tot de orde: ‘Halt, ellendig product van vuile geldzucht en godslasterlijke femelarij! Ik heb u geschapen…’ Dan doet Multatuli uit de doeken waarom hij dit boek heeft willen schrijven: het is een aanklacht tegen de misstanden in Nederlands-Indië, want daarginds worden ‘meer dan dertig miljoen onderdanen mishandeld en uitgezogen’ door een ‘roofstaat aan de zee, tussen Oost-Friesland en de Schelde!’ Zo ontpopt zich de berooide oud-ambtenaar tot het geweten van de Nederlandse staat, en de auteur van het grootste werk in de Nederlandse literatuur bovendien.


Zelf toegevoegde samenvatting


Batavus Droogstoppel is makelaar in koffie (firma Last & Co.) en woont op Lauriergracht 37 te Amsterdam. Hij wil een boek over de koffiecultuur gaan schrijven en zal zich daarbij laten leiden door waarheid en gezond verstand; dichters en romanschrijvers vertellen niets dan leugens. Op een avond kwam Droogstoppel een oude schoolkameraad tegen, die er sjofel uitzag; in plaats van een behoorlijke winterjas droeg hij slechts een soort sjaal over zijn schouder. Droogstoppel noemt hem dan ook Sjaalman. Tot zijn ergernis wandelde de armoedige Sjaalman een eind met hem op. De volgende dag ontving Droogstoppel een pak papieren met een brief, waarin Sjaalman hem verzocht bij een boekhandelaar borg voor hem te staan voor de drukkosten, die aan de uitgave waren verbonden, en de inhoud eens door te lezen. Droogstoppel vond veel interessants in het pak documenten (onder andere een verslag over de koffiecultuur in de residentie Menado), wat hij zou kunnen gebruiken voor zijn boek. Voor het persklaar maken van de fragmenten schakelt hij de volontair Ernest Stern in (de zoon van een bevriende relatie uit Hamburg), die op het kantoor van Last & Co. werkt. In feite zal Stern het boek schrijven aan de hand van de gegevens van Sjaalman. De titel moet luiden: 'De koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij'. Droogstoppel zelf zal af en toe een hoofdstuk toevoegen om het boek een 'solide voorkomen' te geven.
Stern begint zijn 'verhaal' met een beschrijving van het reizen op Java, het bestuur van lndië en de misstanden (knoeierijen en uitbuiting van de inlandse bevolking). Dan vertelt hij, dat er in het district Lebak (Zuid-Bantam) een nieuwe assistent-resident aangesteld is, Max Havelaar. Deze Havelaar komt aan in de hoofdplaats van Lebak, Rangkas Betoeng. Hij is een uitstekend ambtenaar, snel van begrip, waarheidslievend, idealistisch, maar ook realistisch, 'een vat vol tegenstrijdigheden'. Hij zal krachtig opkomen tegen elke vorm van onrecht en dat tiert weinig in Lebak (buffelroof, herendiensten enzovoort). De volgende dag houdt Havelaar een toespraak tot de hoofden van Lebak. Hij laat daarin duidelijk merken, dat hij ervan op de hoogte is, dat sommigen hun plicht verzaken uit eigenbelang, het recht verkopen voor geld en de buffel van de arme mensen afnemen. Havelaar weet dit alles uit de archiefstukken van zijn voorganger Slotering. Controleur Verbrugge is ook op de hoogte van de wantoestanden en hij weet bovendien dat er over de dood van Slotering geruchten de ronde doen (hij zou vergiftigd zijn door de schoonzoon van de regent...). De inlandse bevolking leeft in miserabele omstandigheden; de grote boosdoener is de bejaarde regent, de Adhipathi Karta Nata Negara, een hoge inlandse bestuursambtenaar uit een adellijk Soendanees geslacht, die voortdurend geld te weinig heeft om zijn grote familie en hofhouding te onderhouden. Havelaars superieur Slijmering, de resident van Bantam, is op de hoogte van de handelwijze van de regent, maar heeft nog geen enkele maatregel genomen.

Droogstoppel onderbreekt nu Sterns verhaal; hij heeft nergens uit op kunnen maken dat er in Lebak koffie verbouwd wordt. Hij vindt dat het hele verhaal over die Havelaar geen enkele lezer kan boeien en dat het tijd wordt de lezer eens iets anders voor te zetten, dat hem meer sticht: brokstukken uit een preek van dominee Wawelaar. Aan de Javanen moet het evangelie verkondigd worden en door arbeid zullen ze tot God moeten komen. Dat is mogelijk, want de grond in Lebak kan heel goed geschikt gemaakt worden voor de koffiecultuur. Verder vindt Droogstoppel dat door de papieren van Sjaalman de christelijke geest in zijn huis niet bevorderd wordt; daarom zal hij zijn kinderen en Sjaalman eens vaderlijk vermanen. In een brief spoort hij Stern aan uit het pak van Sjaalman eens wat degelijkers te halen. Uit een parabel over een Japanse steenhouwer, die Havelaar vertelt aan het inlandse meisje Si Oepi Keteh, wordt duidelijk, dat de mens niet naar steeds hogere dingen moet streven.

Havelaar ziet dat er in de streek veel misstanden zijn. Hij probeert met zachtheid de regent te 'bewerken', maar er valt niets met hem te beginnen, ondanks mooie beloften. Iedereen wist van het onrecht en de afpersing, maar niemand durfde actie te nemen. 's Nachts kwamen de slachtoffers van de misdrijven bij Havelaar klagen en hij probeerde hen zo veel mogelijk te helpen. Hoe erg de uitbuiting in Lebak is, blijkt uit de tragische geschiedenis van Saïdjah en Adinda, een 'eentonig' verhaal, dat de Nederlanders wel aan moet spreken. Saïdjah, de zoon van een eenvoudige Soendanese landbouwer in Badoer, ploegt voor zijn vader het rijstveld met hun buffel. Het trouwe dier beschermt hem eens tegen een aanval van een tijger. Net als de vorige buffel wordt ook dit dier door het districtshoofd afgepakt. Enige tijd daarna vlucht Saïdjah's vader, omdat hij zijn landrente niet kan betalen. Hij wordt gepakt en sterft in de gevangenis; Saïdjah's moeder sterft van ellende. Saïdjah vat liefde op voor Adinda. Om geld te verdienen vertrekt hij naar Batavia om als bendie-jongen te gaan werken (bendie: rijtuigje op twee wielen, getrokken door een paard). Na drie jaar zal hij terugkeren om met Adinda te trouwen; als pand geeft hij haar een stuk van zijn hoofddoek. Tijdens zijn lange voetreis naar Batavia overdenkt Saïdjah vele zaken (zijn liefde voor Adinda, een¬zaamheid, angst, de dood). In Batavia klimt hij op tot huisbediende; na drie jaar vertrekt hij weer, voorzien van een getuigschrift, genoeg geld om wel drie buffels te kopen en een prachtige doek voor Adinda. Als hij eindelijk in het dorp aankomt, zijn Adinda en haar huis onvindbaar. Het gerucht wil, dat ze met familieleden en vele anderen naar de Lampongs (Zuid-Su¬matra) getrokken is. Wanhopig doolt Saïdjah rond en gaat dan Adinda zoeken aan de overzijde van de zee, waar hij zich aansluit bij een bende opstandelingen. In een brandend dorp vindt hij Adinda's lijk; hij maakt een einde aan zijn leven door op de bajonetten van de soldaten in te lopen... Het is zeker, dat er vele Saïdjah's en Adinda's zijn.

Droogstoppel is het helemaal niet eens met Sterns sympathie voor de verdrukte Javanen: als in Lebak niet gewerkt wordt, blijft de bevolking arm; dat is toch logisch! Mevrouw Slotering vreest dat Havelaar zal worden vergiftigd, net als haar man, die ook tegen het onrecht op wilde treden. Havelaar dient bij Slijmering een schriftelijke aanklacht in tegen de regent. Slijmering reageert verbolgen, omdat Havelaar hem niet eerst mondeling ingelicht heeft en hem met zijn brief stoort in zijn drukke bezigheden. Droogstoppel vertelt over een hernieuwde poging om Sjaalman te ontmoeten en over een brief, waaruit blijkt dat 'juffrouw' Sjaalman van haar familie het advies krijgt te scheiden. Verder vertelt hij over een bezoek aan zijn schoonvader en zijn ontmoeting met een resident uit de Oost, die beweerde dat er helemaal geen ontevredenheid in Indië was en dat die Sjaalman een ontevreden figuur was met een afkeurenswaardig gedrag. De resident komt naar Rangkas Betoeng. Hij brengt eerst een bezoek aan de regent, vraagt hem wat hij kan inbrengen tegen de klacht van de assistent-resident en geeft hem geld. Dan bezoekt hij Havelaar en verzoekt hem de aanklacht in te trekken. Maar Havelaar weigert, waardoor de zaak door een hogere instantie behandeld zal moeten worden. De gouverneur-generaal ziet zich genoodzaakt Havelaar voorlopig over te plaatsen naar Ngawi.

Havelaar vraagt echter zelf ontslag. Hij gaat naar Batavia om de gouverneur-generaal in Buitenzorg te spreken, maar Zijne Excellentie heeft fijtzweer aan de voet en kan hem niet ontvangen; later heeft hij het te druk met zijn aanstaand vertrek. Havelaar schrijft dan een brief, maar zonder resultaat; de gouverneur-generaal vertrekt naar het moederland zonder dat er een gesprek plaats gevonden heeft. Havelaar doolt arm en verlaten rond...
Dan neemt Multatuli de pen op. Hij heeft Stern niet meer nodig en stuurt Droogstoppel, dat ellendige produkt van geldzucht en godslasterlijke femelarij weg ('stik in koffie en verdwijn'). Multatuli wil met het boek in de eerste plaats zijn kinderen iets meegeven voor later, nadat hun ouders zullen zijn omgekomen van ellende. In de tweede plaats wil en zal hij gelezen worden. Iedereen moet weten dat de Javaan mishandeld wordt en als hij niet geloofd wordt, zal hij zijn boek vertalen. In de hoofdsteden zullen dan liederen klinken met het refrein: 'Er ligt een roofstaat aan de zee, tussen Oostfriesland en de Schelde' Ook in Indische talen zal het boek verschijnen, want de Javaan moet geholpen worden, langs wettige weg of desnoods met geweld. Ten slotte richt Multatuli zich tot koning Willem de Derde, keizer van het prachtige Insulinderijk, dat zich slingert om de evenaar als een gordel van smaragd, en vraagt hem of het zijn wil is dat Havelaar wordt bespat met de modder van Slijmeringen en Droogstoppels en zijn meer dan dertig miljoen onderdanen daarginds worden mishandeld en uitgezogen in zijn naam...


Mijn mening over het werk

Het boek is langdradig en saai geschreven, hierdoor kwam ik erg moeilijk door het boek heen. Op ongeveer de helft begon het leuker te worden om te lezen. Na eenmaal de toon van het verhaal was gewend ontdekte ik hier en daar een beetje humor. Het is toch wel een mooi boek dat veel voor de ontwikkeling van de literatuur te maken heeft gehad, maar het staat niet bij mijn favorieten uit mijn lijst.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten