Zakelijke gegevens
Naam van de auteur: Nescio (pseudoniem voor J.H.F.
Grönloh
Titel van het boek: De uitvreter, Titaantjes, dichtertje, Mene Tekel
Jaar van eerste druk: 1928
Uitgever: Nijgh & van Ditmar
Plaats van de uitgever: ’s Gravenhage / Rotterdam
Aantal bladzijden van het boek: 151
De titel: De uitvreter à Japi ‘vreet’ zijn vrienden uit. Daarom wordt hij de uitvreter genoemd. Titaantjes à In de Griekse mythologie waren de titanen. Zij waren tegen de goden. De vrienden van Koekebakker en Koekebakker zelf zijn tegen de maatschappij. Dichtertje à het dichtertje is het onderwerp van het verhaal. Mene Tekel à Ik weet niet wat dat betekent.
Titel van het boek: De uitvreter, Titaantjes, dichtertje, Mene Tekel
Jaar van eerste druk: 1928
Uitgever: Nijgh & van Ditmar
Plaats van de uitgever: ’s Gravenhage / Rotterdam
Aantal bladzijden van het boek: 151
De titel: De uitvreter à Japi ‘vreet’ zijn vrienden uit. Daarom wordt hij de uitvreter genoemd. Titaantjes à In de Griekse mythologie waren de titanen. Zij waren tegen de goden. De vrienden van Koekebakker en Koekebakker zelf zijn tegen de maatschappij. Dichtertje à het dichtertje is het onderwerp van het verhaal. Mene Tekel à Ik weet niet wat dat betekent.
Auteur
Nescio, net als Willem Elsschot,
zakenman en schrijver, is de auteur van een klein poëtisch en nonconformistisch
oeuvre, dat na publicatie maar weinig aandacht krijgt. Vanaf de jaren zestig
verandert dat. Schrijvers als Carmiggelt en Gerard Reve tonen zich
schatplichtig aan de ironisch-realistische Nescio, gevolgd door een generatie
jongere auteurs waartoe Gerrit Komrij, Joop Waasdorp en Hans Vervoort behoren.
In 1996 verschijnt postuum het Natuurdagboek.
Twee recensies van gerenommeerde bronnen
Dizzie
De
Uitvreter - Titaantjes - Dichtertje - Mene Tekel





7 waarderingen
- ISBN: 9038854838
- Jaar: 2005
Nescio schreef voornamelijk verhalen. Zijn eerste
boek, waarin de drie verhalen: Dichtertje, De uitvreter en Titaantjes' zijn
opgenomen, verscheen in 1918. Zijn talent werd echter niet meteen gewaardeerd.
Zo werd het verhaal De uitvreter in 1910 door tijdschrift Nederland
teruggestuurd. In september 1910 stuurt Nescio een uitgebreide versie naar het
literaire tijdschrift De Gids. Dit tijdschrift publiceert het verhaal in
januari 1911. [bewerk] De uitvreter In het verhaal De uitvreter staat Japi
centraal ("Zijn achternaam heb ik nooit geweten"). Japi heeft slechts
één ideaal, en wel dat van de volmaakte bohemien zijn. Hij wil niet eens een
kunstenaar zijn. "Ik ben Goddank helemaal niks," aldus Japi. Via
schilder Bavink komt hij in contact met Koekebakker, ook wel bekend als Erik de
Man, de ik-persoon van het boek. Japi staat al snel te boek als een profiteur,
"die je sigaren oprookte" en "parapluies leende die hij nooit
terugbracht". Vandaar zijn bijnaam: de uitvreter. Japi, Bavink (die een
niet-succesvol schilder is), en Koekebakker, een journalist, verzetten zich
tegen de maatschappij, waarin mensen worden uitgebuit, en zij zweren langzaam
maar zeker het werken af. Van hun idealen komt echter niets; Koekebakker blijft
werkzaam bij zijn kantoortje en verdient daar een aardig salaris, maar verliest
wel al zijn idealen. Bavink wordt een steeds tragischer figuur, die Japi op een
voetstuk zet maar zelf "mal" wordt. Japi zelf weet zich ook geen
blijf. Hij trekt naar Friesland, België en Frankrijk maar vindt nergens de
betekenis en bevestiging die hij zoekt. Als zijn onbereikbare liefde Jeanne
sterft en hij geen ideaal meer te verwezenlijken ziet, trekt hij naar Nijmegen:
Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de
Waalbrug gestapt. De wachter kreeg hem te laat in de gaten. 'Maak je niet druk,
ouwe jongen,' had Japi gezegd, en toen was i er afgestapt met zijn gezicht naar
het Noord-Oosten. Springen kon je het niet noemen, had de man gezegd, hij was
er afgestapt. Op zijn kamer vonden ze een stok die van Bavink had gehoord en
aan de muur zes briefjes met G.v.d. er op en een met 'Ziezoo'. De rivier is
sedert naar het Westen blijven stromen en de menschen zijn blijven voorttobben.
Ook de zon komt nog op en iederen avond krijgen Japi zijn oude lui het Nieuws
van den Dag nog. Zijn reis naar Friesland is altijd onopgehelderd
gebleven." (Citaat: het slot van "De Uitvreter"). Wonderlijke
kerel De meest bekende zin van Nescio is de zin waarmee De uitvreter begint:
Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond heb ik
nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter. Met "de man
die..." verwijst Nescio naar de Nederlandse schrijver en Walden-oprichter
Frederik van Eeden. Van Eeden beschreef de Sarphatistraat al in 1888 als een
voorbeeld van negentiende-eeuwse wansmaak, terwijl hij zich toch kon herinneren
dat hij het vroeger de mooiste straat van Amsterdam vond. Kennelijk was het
destijds algemeen bekend dat Nescio Van Eeden bedoelde met de 'wonderlijke
kerel' uit de Uitvreter. In een toespraak die hij in 1899 tot Amsterdamse
arbeiders richtte, introduceerde Van Eeden zich met de woorden: "Misschien
heeft men u verteld dat ik een wonderlijke kerel ben..." De eerste komma
in de openingszin komt in Nescio's manuscript niet voor. Die fout is pas
opgetreden nadat het manuscript op de redactie van De Gids aankwam. Een andere
fout staat nog consequent in De Uitvreter. Japi's favoriete liedje zou over de
'Nancy Brick' gaan. Dat was een verschrijving. Er had 'Nancy Brig' moeten
staan. Het liedje van Plumpton, op tekst van W.S. Gilbert, ging over een brig
(brigantijn) die schipbreuk leed, waarna de bemanning kannibalistisch werd.
Deze 'shop song' was een persiflage op de geschiedenis van het vlot van de
Medusa. Volgens Nescio-kenner Enno Endt was het Grönloh's favoriete liedje.
[bewerk] Titaantjes Bijna iedereen kent de openingszin van Titaantjes: Jongens
waren we - maar aardige jongens. Al zeg ik 't zelf.. Titaantjes is het vervolg
op De uitvreter. In Titaantjes blikt Koekebakker terug op de tijd met Japi en
Bavink en hij vertelt hoe Bavink "mal" wordt. Bavink schildert een
meesterwerk en snijdt dit vervolgens aan reepjes als hij ontdekt dat hij door
dit schilderij in feite heeft bereikt wat hij altijd al had afgezworen,
namelijk een succesvol en rijk man worden. Aan het eind gaat het dan alleen
Koekebakker voor de wind. Hij wordt een succesvol journalist en verdient
daarmee een goed belegde boterham. In feite kunnen zijn idealen hem niet meer
zo schelen. Het boek heeft als moraal dat ieder mens zich uiteindelijk ten
koste van zijn idealen aanpast aan de maatschappij en ondanks zelfs de grootste
walging van maatschappelijke eisen hij daar toch altijd aan toegeeft, of hij
wil of niet. De twee werken zijn dan ook een groot protest tegen de
maatschappij, maar geven ook de tweestrijd weer tussen Nescio (De schrijver) en
Grönloh (directeur van de Holland-Bombay Trading Company), die in een en
dezelfde persoon wordt uitgevochten. Dit thema vinden wij ook terug in de
boeken van Willem Elsschot (A.J. de Ridder) die deze tegenstelling
schrijver-zakenman in zijn Laarmans-Boorman boeken laat terugkomen. Nescio en
Elsschot worden mede hierom vaak met elkaar vergeleken. [bewerk] Dichtertje De
novelle Dichtertje uit 1918 behandelt op ironische en ontluisterende wijze het
als burgerlijk bestempelde huwelijk, gekoppeld aan de tegenstelling
dichter-burger. Bekende Nescio-themata als de tegenstelling tussen verlangen en
plichten, de strijd tussen "droom en daad" (in bewoordingen van
Elsschot) en de uiteindelijke teleurstelling komen in dit verhaal op een andere
wijze terug. Hoofdpersoon van het verhaal is de kantoorbediende Edu, die in
stilte het verlangen koestert een artiest te worden. "Een groot dichter zijn
en dan te vallen". Zoals bij Nescio te verwachten loopt het niet erg goed
af. Edu schrijft zijn meesterwerk en wordt daarna krankzinnig (vergelijk het
tragische lot van Bavink in "Titaantjes"). Tijdens het schrijven
hielp Nescio's vrouw hem als corrector. Zij las dus al zijn manuscripten. De
teksten van "Dichtertje" waren, begrijpelijk, voor haar niet al te
plezierig om te lezen. In Dichtertje speelt Nescio op de hierdoor ontstane
huiselijke twist in, aan het begin van hoofdstuk zes: "Voor ik verder ga
wil ik even vertellen dat ook mijn manuscripten door mijn vrouw worden
overgeschreven en dat ze de poëzie in dit verhaal niet begrijpt. (...) Gek, in
andere verhalen vindt ze zulke dingen niet zoo erg. 'k Denk dat 't komt doordat
ik dit geschreven heb. Ze moet toch den auteur weten te onderscheiden van
meneer Nescio, maar dat gaat haar te hoog. De situatie is voor mij pijnlijk,
mijn huiselijk geluk is ietwat gestoord, toch ga ik door." [bewerk] Mene
Tekel Aan het bundeltje "De Uitvreter, Titaantjes, Dichtertje" werd
bij de vierde druk ervan ook Mene Tekel toegevoegd. Dit "Mene Tekel"
bestaat uit een aantal schetsen en korte verhaaltjes die eerder los van de
andere verhalen werden gepubliceerd in 1946. Beroemde schetsen uit dit werkje
zijn, behalve het titelverhaal "Mene Tekel" vooral
"Buiten-IJ" en "Pleziertrein". De opening van Mene Tekel
toont beide karakteristieken van het werk van Nescio: de eerste alinea bevat
een uitgebreide omschrijving van een zonsondergang op het platteland. Nescio's
bevlogen proza wordt in de tweede alinea komisch-ruw onderbroken door Bavink:
"Toen zei Bavink: 'Ik word een beroemd man,' zooals een ander zou zeggen:
'Ze hebben me een dubbeltje te veel afgezet,' en we voelden ons bekocht, alle
drie, Bavink, Bekker en ik." Nescio blijkt -waarschijnlijk evenzeer als
zijn lezers- gehecht te zijn aan deze Titaantjes. In veel van zijn latere
verhalen komen zij terug, deze levenslustige idealisten, die de hemel wel
zouden bestormen, en de wereld anders zouden maken - tot ook zij bedroefd zich
bij hun lot neerlegden, en gewone "mannetjes" werden.
De lees fabriek
Nescio is
een man van weinig woorden. Zijn verhalenbundel De uitvreter, Titaantjes,
Dichtertje heeft 3 korte verhalen, samen net meer dan 150 pagina’s. Hij
weet je echter wel te treffen met diepzinnige boodschappen en wijze
levenslessen. Deze auteur bewijst maar weer eens dat weinig woorden veel impact
kunnen hebben.
Tragisch
einde
Het eerste verhaal, De uitvreter, wordt ons verteld door een ik-figuur met de wat aparte naam Koekebakker. Wanneer Bavink, een vriend van Koekebakker, een man, Japi, urenlang volledig zen ziet staren naar het water, besluit hij op hem af te stappen. Japi blijkt een uitvreter te zijn, omdat hij op anderen parasiteert, maar ondanks dat ontstaat er toch een vriendschap tussen Koekebakker en Japi. Door het schijnbaar zorgeloze leven, dat de uitvreter lijkt te hebben, komt het einde van het verhaal des te onverwachter.
Het eerste verhaal, De uitvreter, wordt ons verteld door een ik-figuur met de wat aparte naam Koekebakker. Wanneer Bavink, een vriend van Koekebakker, een man, Japi, urenlang volledig zen ziet staren naar het water, besluit hij op hem af te stappen. Japi blijkt een uitvreter te zijn, omdat hij op anderen parasiteert, maar ondanks dat ontstaat er toch een vriendschap tussen Koekebakker en Japi. Door het schijnbaar zorgeloze leven, dat de uitvreter lijkt te hebben, komt het einde van het verhaal des te onverwachter.
Daarna volgt
het tweede verhaal, Titaantjes, dat wederom door Koekebakker wordt
verteld. Het verhaal beschrijft op prachtige wijze de ontwikkeling van een
hechte groep vrienden. Niets kan hen stoppen, denk je als ze met elkaar praten
over hun toekomst, maar de realiteit blijkt anders. In principe zegt de titel
al genoeg: het zijn Titaantjes, die hebben gevochten voor hun idealen, maar
uiteindelijk ten onder zijn gegaan, net als de Titanen uit de Griekse
mythologie.
Het derde en
laatste verhaal, Dichtertje, vertelt het verhaal van een burgerlijke man
die het verlangen koestert ‘een groot dichter te zijn en dan te vallen’.
Tegelijkertijd verlangt de schoonzus van Dichtertje naar hem, omdat hij zo mooi
kan schrijven. Ook in dit verhaal loopt het niet goed af met de hoofdpersoon,
Dichtertje…
De gewone
man
De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje is een perfecte illustratie van het gewone leven, met gewone mensen in een gewone wereld. De wereld waarin de verhalen zich afspelen is er een waarin iedereen zich kan vinden. De personages uit het boek zouden je buurman kunnen zijn en de gebeurtenissen alledaags. Daarnaast gebruikt Nescio, in tegenstelling tot alle andere schrijvers in die tijd, alledaagse taal. Zo wordt ‘dat hij’ verbasterd tot ‘datti’ en verandert ‘het’ in ‘ ‘t ‘ en ‘hij’ in ‘i’. De zinnen zijn vaak kort en vooral in het begin van de bundel worden de zinnen telkens aan elkaar geplakt door ‘en’. Een vreemde gewaarwording als je zinnen als die van Van het Reve gewend bent, maar daarom zeker niet minder waardevol.
De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje is een perfecte illustratie van het gewone leven, met gewone mensen in een gewone wereld. De wereld waarin de verhalen zich afspelen is er een waarin iedereen zich kan vinden. De personages uit het boek zouden je buurman kunnen zijn en de gebeurtenissen alledaags. Daarnaast gebruikt Nescio, in tegenstelling tot alle andere schrijvers in die tijd, alledaagse taal. Zo wordt ‘dat hij’ verbasterd tot ‘datti’ en verandert ‘het’ in ‘ ‘t ‘ en ‘hij’ in ‘i’. De zinnen zijn vaak kort en vooral in het begin van de bundel worden de zinnen telkens aan elkaar geplakt door ‘en’. Een vreemde gewaarwording als je zinnen als die van Van het Reve gewend bent, maar daarom zeker niet minder waardevol.
De grootheid
van deze verhalenbundel zit hem dan ook niet in de manier van schrijven of de
spanning van de gebeurtenissen: Nescio vertelt simpel en spanning ontbreekt bijna
volledig. Nee, De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje is als een
chocoladebonbon: als je door de krokante, buitenste laag van banaliteit heen
bijt, ontdek je de zachte, heerlijke kern van levenswijsheid. Want, hoe simpel
de verhalen ook ogen, diep van binnen zitten wijze levenslessen. De verhalen
tonen ons de vergankelijkheid van het leven: Japi kon deze niet ontvluchten,
maar ook de andere personages gaat het niet veel beter af. Van alle verhalen
vind ik deze vergankelijkheid in Titaantjes nog wel het prachtigst
geïllustreerd, doordat je jarenlang een hechte vriendengroep meemaakt, waarbij
uiteindelijk door de tand des tijds iedereen zijn eigen pad heeft gekozen.
Daarnaast laten de verhalen zien dat iedereen zich uiteindelijk toch
conformeert aan de maatschappij – of je nu wilt of niet – ten koste van alle
idealen die je kunt hebben.
Nescio is
een sprekend voorbeeld van grootheid in eenvoud en heeft de literaire wereld
verrijkt met diepgang in oppervlakkigheid. De uitvreter, Titaantjes,
Dichtertje is een waardige toevoeging aan je boekenkast en een David onder
de Goliath-romans.
Deze
recensie is geschreven door Martijn Janse, 18 jaar, gymnasium 6e leerjaar aan
de CSW Van de Perre in Middelburg.
De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel / Nescio / Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar ‘s Gravenhage / 1933 / 151 pag. / ISBN 90 236 5047
De uitvreter, Titaantjes, Dichtertje, Mene Tekel / Nescio / Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar ‘s Gravenhage / 1933 / 151 pag. / ISBN 90 236 5047
Zelf toegevoegde samenvatting
SAMENVATTING “De Uitvreter”.
De titel van het verhaal slaat volgens mij op Japi, die van alles aan het uitvreten was en niemand wist wat precies.
In dit verhaal vertelt Koekebakker aan de lezer het verhaal van Japi. Eerst waren alleen Hoyer en Bavink Koekebakkers vrienden totdat Bavink met Japi komt aanzetten. Japi is een flierefluiter. Hij geniet van het leven en gebruikt zijn vrienden daarbij. Zo nodigt hij zichzelf uit bij hen, hij gaat bijvoorbeeld bij Koekebakker eten en slapen en rookt zonder schuldgevoel zo al zijn sigaren op(blz. 28) terwijl ze allemaal toch arm zijn. Japi leeft met de dag. Als hij iets moois ziet, zoals een zonsondergang, weet hij na jaren nog waar dat was en hoe die en die boom toen stond. Ook kon hij uren in het water zitten kijken samen met Koekebakker. Opeens verandert Japi helemaal. Hij begint zijn Jeanette te zwijmelen, en gaat werken. Hij reist naar Friesland en zelfs naar Afrika. Het doet hem geen goed. Hij komt terug naar Amsterdam en gaat weer in de rivier staan staren. Op een dag krijgt Koekebakker een kaartje van Japi. Daarop staat dat Jeanne is gestorven aan een borstkwaal. Daar had Japi op gewacht. Op een zomermorgen, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gesprongen en heeft vredig een eind aan zijn leven gemaakt.
Waarschijnlijk is dit verhaal een terugblik van Nescio zelf op zijn verleden.
SAMENVATTING “Titaantjes”.
Dit verhaal heet zo omdat vroeger in de griekse mythen er mensen waren die tegen de goden in opstand kwamen. Deze werden titanen genoemd. Koekebakker waar dit verhaal weer over gaat en zijn vrienden komen in opstand tegen de maatschappij.Ook in dit verhaal wordt het verhaal verteld vanuit Koekebakker en ook nu komen Bavink en Hoyer voor in het verhaal. Koekebakker kijkt terug op zijn zorgeloze leventje van lang geleden: heele nachten konden ze zn viijven namelijk Bekker, Bavink, Hoyer, Ploeger en Koekebakker zelf over nix en alles praten. Ook zaten ze naar de sterren te kijken op het trottoir en praaten dan over hoe ze de wereld zouden verbeteren.
Als Koekebakker na een paar jaar weer terug in Amsterdam komt merkt hij hoe erg alles is veranderd. Ploeger is met de noorderzon vertrokken. Hoyer verdient goed geld met het schilderen van portretten van rijke lui en is erg netjes en bekakt geworden. Ditzelfde geld voor Bekker. Hoyer is gek geworden en zit in een gesticht. Koekebakker komt erachter dat hij zelf een wijs en bedaard man is geworden.
SAMENVATTING “Dichtertje”.
Dit verhaal heeft niets met de vorige verhalen te maken, behalve dat het zich in Amsterdam afspeelt. Het gaat over een dichtertje. Hij heeft een lief, jong, levendig, natuurlijk vrouwtje maar toch is hij niet helemaal gelukkig. Zijn doel is heel beroemd worden en daarna ten onder gaan. Zijn vrouw flirt met andere mannen, en hijzelf gaat er met de zus van zijn vrouw vandoor. Het dichtertje wordt gek en hij gaat dood. Maar zijn doel is bereikt.
SAMENVATTING “Mene Tekel”.
Dit is een verzameling prozafragmenten, er worden herinneringen uit Nescio’s jeugd opgehaald
De titel van het verhaal slaat volgens mij op Japi, die van alles aan het uitvreten was en niemand wist wat precies.
In dit verhaal vertelt Koekebakker aan de lezer het verhaal van Japi. Eerst waren alleen Hoyer en Bavink Koekebakkers vrienden totdat Bavink met Japi komt aanzetten. Japi is een flierefluiter. Hij geniet van het leven en gebruikt zijn vrienden daarbij. Zo nodigt hij zichzelf uit bij hen, hij gaat bijvoorbeeld bij Koekebakker eten en slapen en rookt zonder schuldgevoel zo al zijn sigaren op(blz. 28) terwijl ze allemaal toch arm zijn. Japi leeft met de dag. Als hij iets moois ziet, zoals een zonsondergang, weet hij na jaren nog waar dat was en hoe die en die boom toen stond. Ook kon hij uren in het water zitten kijken samen met Koekebakker. Opeens verandert Japi helemaal. Hij begint zijn Jeanette te zwijmelen, en gaat werken. Hij reist naar Friesland en zelfs naar Afrika. Het doet hem geen goed. Hij komt terug naar Amsterdam en gaat weer in de rivier staan staren. Op een dag krijgt Koekebakker een kaartje van Japi. Daarop staat dat Jeanne is gestorven aan een borstkwaal. Daar had Japi op gewacht. Op een zomermorgen, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gesprongen en heeft vredig een eind aan zijn leven gemaakt.
Waarschijnlijk is dit verhaal een terugblik van Nescio zelf op zijn verleden.
SAMENVATTING “Titaantjes”.
Dit verhaal heet zo omdat vroeger in de griekse mythen er mensen waren die tegen de goden in opstand kwamen. Deze werden titanen genoemd. Koekebakker waar dit verhaal weer over gaat en zijn vrienden komen in opstand tegen de maatschappij.Ook in dit verhaal wordt het verhaal verteld vanuit Koekebakker en ook nu komen Bavink en Hoyer voor in het verhaal. Koekebakker kijkt terug op zijn zorgeloze leventje van lang geleden: heele nachten konden ze zn viijven namelijk Bekker, Bavink, Hoyer, Ploeger en Koekebakker zelf over nix en alles praten. Ook zaten ze naar de sterren te kijken op het trottoir en praaten dan over hoe ze de wereld zouden verbeteren.
Als Koekebakker na een paar jaar weer terug in Amsterdam komt merkt hij hoe erg alles is veranderd. Ploeger is met de noorderzon vertrokken. Hoyer verdient goed geld met het schilderen van portretten van rijke lui en is erg netjes en bekakt geworden. Ditzelfde geld voor Bekker. Hoyer is gek geworden en zit in een gesticht. Koekebakker komt erachter dat hij zelf een wijs en bedaard man is geworden.
SAMENVATTING “Dichtertje”.
Dit verhaal heeft niets met de vorige verhalen te maken, behalve dat het zich in Amsterdam afspeelt. Het gaat over een dichtertje. Hij heeft een lief, jong, levendig, natuurlijk vrouwtje maar toch is hij niet helemaal gelukkig. Zijn doel is heel beroemd worden en daarna ten onder gaan. Zijn vrouw flirt met andere mannen, en hijzelf gaat er met de zus van zijn vrouw vandoor. Het dichtertje wordt gek en hij gaat dood. Maar zijn doel is bereikt.
SAMENVATTING “Mene Tekel”.
Dit is een verzameling prozafragmenten, er worden herinneringen uit Nescio’s jeugd opgehaald
Mijn mening over het werk
Het waren een beetje langdradige en onrealistische
verhalen. Ik kon niet veel spanning vinden in de verhalen. Ik vond het vooral
leuk om een oud boek te lezen dat van Nescio was, maar het viel dus helaas een
beetje tegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten